Buitenwerk (4) – 17 februari 2022 – De Scheibeek – 3

Op dezelfde plek gezeten als de vorige keer, maar nu kijkend in westelijke richting. De oude muur van landgoed Scheibeek in de rug en daarmee lekker uit de wind. De Scheibeek (kruikenbeek) gaat hier ondergronds om even verderop aan de noord- en westkant van het landgoed Beeckzangh weer te voorschijn te komen. Beeckzangh ligt in de gemeente Velsen terwijl het landgoed Scheibeek op het grondgebied van Beverwijk (voorheen het door Beverwijk opgeslokte Wijk aan Duin) ligt. De gemeentegrens loopt door deze straat en de Scheibeek aan de noord- en westkant van Beeckzangh fungeert al eeuwenlang als gemeentegrens of zoals men vroeger zei banscheiding. Vandaar de naam Scheibeek. Voorheen, voor de inpoldering van de Wijkermeer,  lag hier het allersmalste stukje Holland, n.l. ’Holland op zijn Smalst’.

Het resultaat. De pentekening is gemaakt met Oost-Indische inkt, kroontjespen, rietpen en penseel.

Beeckzangh was voor 1650 al een blauwselmakerij, een kleurstof waarmee de was werd gebleekt, en werd uitgebouwd tot een kleine hofstede dat de naam ’Blausel Huys’ kreeg. Het ’Blausel Huys’ is tussen 1800 en 1824 gesloopt en een schuur werd verbouwd tot woonhuis wat uiteindelijk de huidige villa Beeckzangh is geworden! Het landgoed is vernoemd naar het gedicht dat Vondel schreef op de Scheijbeek en vanaf de gevel van het huis overziet (de buste van) Vondel zijn geliefde Scheibeek. Hij heeft nooit op Beeckzangh  gewoond maar de dichter Herman Gorter (1864-1927) wel! Gorter schreef er, gezeten in de balkonkamer uitkijkend op de beek (rechts op de tekening), de eerste regels van zijn beroemde gedicht ‘Mei’ dat in 1889 verscheen. In dit gedicht gaat één vers over de beek:

Maar uit den vijver vluchtte een beekje heen, 
Water louter juweelig licht, een steen, 
Een marm’ren kei in ‘t beddingzand, laat kwik 
Los, zilver, dat fijn schittring geeft waar dik 
Riviergras is gewassen. Zwaar geblaard 
Staan jonge planten in de oeveraard, 
Het zijn de luistraars naar het zacht geschal
Dat ‘t water maakt. Het spring met zwarten val 
En praat en babbelt lager in de schaûw. 
Klimop en varens luisteren, maar nauw 
De hooge boomen, die zijn altijd vol 
Van zonschijn en van wind en ‘s avonds dol 
Van spreeuwgekwetter. Maar laat in den nacht 
Is ‘t water hoorbaar als de boomuil lacht.

Gorter was een studiegenoot en vriend van de oudste zoon van de toenmalige eigenaar, Mr Daniël Adriaan Koenen, die in Amsterdam woonde maar Beeckzangh in de zomer als buitenverblijf gebruikte.
(bron: Velisana 1994)

Aan de overkant villa Beeckzangh in Velsen, aan mijn kant het landgoed Scheijbeeck in Beverwijk
Een kijkje in het landgoed Beeckzangh met de eeuwenoude rode beuken
Links landgoed Scheibeeck, rechts Velsen met Beecksangh.
De muur van landgoed Scheibeeck
Aan het werk

Even verderop naast Villa Beeckzangh aan de Beeckzanghlaan staat nog een blokje arbeiderswoningen waarvan ik al jaren geleden een pentekening maakte. Metselaar/aannemer Hendrik Sprengers wonend aan de Breestraat in Beverwijk maar afkomstig uit Valkenswaard bouwde in 1912 deze woningen. Hij voorzag de gepleisterde lateien boven de ramen van opschriften ontleend aan laat 19e-eeuwse poëzie, zoals “Lentelied”, “Nachtegaal”, “Vogelzang”, “Vogelvreugd”, “Woudzang”, “Morgengroet”, “Rustoord van Vondel” (28-30) en bracht hiermee een ode aan het tegenover liggende landgoed Scheibeeck. “Nachtegaal” en “Morgengroet” zijn waarschijnlijk ontleend aan het gedicht “Aenroepinge” van Guido Gezelle (1852), ”Vogelzang”, “Woudzang” en “Lentelied” zijn gedichten van respectievelijk Guido Gezelle (1897), Jacques Perk (1906) en Gentil Antheunis (1876), terwijl “Vogelvreugd” in 1912 een zeer bekend kinderboek was “vol vogelvreugd geteekend voor de lieve jeugd”.

Arbeiderswoningen aan de Beeckzanghlaan

RSS
Follow by Email
YouTube
LinkedIn
LinkedIn
Share
Instagram
WhatsApp